Deze van formaat bescheiden houtgravure maakte Rozendaal in 1934. Er zijn aan de centrale figuur nogal wat anatomische onregelmatigheden te ontdekken, met name de merkwaardige vergroeiing van de benen is opvallend. Wat de kunstenaar hiermee wilde uitdrukken, durf ik niet te zeggen. Hoogte en breedte van dit prentje zijn resp. 13,5x9,5 cm (hxb). In de benedenmarge bevindt zich rechts de signatuur in potlood.